Zieke haaientanden

Uiteraard gaat bij de vondst van fossielen de voorkeur uit naar volledige bewaarde tanden, maar goedbeschouwd zijn tanden-met-afwijkingen eigenlijk veel interessanter!

Naast hun gestroomlijnde, torpedovormige lijf met opvallende buik-, rug- en staartvin, hebben haaien nog een typisch kenmerk: een zogenaamd revolvergebit. Als ze toehappen gaan tanden in de boven- en onderkaak verloren; hoeveel dat er per beet zijn, is sterk afhankelijk van de prooi die wordt verschalkt.
Om te voorkomen dat de haaien inboeten op de functie van hun geweldige gebit, is er een constante productie van tanden van ‘onderuit’ voorzien. Direct achter en onder, dat wil zeggen de mondholte in, de functionele tand in de boven- en onderkaak, staan de volgende generaties al klaar. Deze schuiven naar voren en klappen in positie als de nood aan de man (lees: haai) is.

Dat was tijdens het Laat-Krijt, meer dan 66 miljoen jaar geleden, niet anders. Omdat haaien (en hun neefjes, de roggen) een skelet hebben dat uit kraakbeen bestaat, wordt er door de bank genomen niet meer van een haai dan zijn losse tanden gevonden. Zo ook in onze contreien. Van de overgrote meerderheid van de ruim 100 soorten fossiele haaien en roggen uit de wijdere omgeving van Maastricht zijn alleen de tanden bekend. Sinds de begindagen van de fossielenjacht hier, aan het eind van de achttiende eeuw, zijn ze al afgebeeld.

Een gewilde buit voor fossielenverzamelaars zijn tanden van een grote haai uit de uitgestorven familie Anacoracidae, Squalicorax pristodontus (foto’s 1-3). Vaak fraai licht- tot donkerblauw gekleurd glazuur, met typische kartelrandjes en een grote afgeplatte wortel. De voorkeur gaat uit naar volledige bewaarde tanden, maar goedbeschouwd zijn tanden-met-afwijkingen veel interessanter. Hiernaast een paar voorbeelden van zulke zieke tanden uit de Formatie van Maastricht in Limburg en aangrenzend Belgisch gebied.

Foto 1. Zijtand van Squalicorax pristodontus (collectie Sjeng Smits; foto’s: Mart Deckers)

Foto 2. Zijtand van Squalicorax pristodontus met een extra glazuurkammetje net boven de wortel (collectie/foto’s: Math van Es)

Foto 3. Voortand van Squalicorax pristodontus met een lichte tweedeling in de kroon en een uitwas in het glazuur aan de buitenzijde van de tand (collectie/foto’s: Math van Es)

Zoals hierboven al aangeduid, geeft de stevigheid van de prooi die wordt gebeten door de haai de doorslag waar het gaat om beschadiging of verlies van tanden. Afgebroken tandkronen zijn gemakkelijk herkenbaar.

Maar er zijn ook tanden die al ‘een foutje’ vertonen, omdat ze zijn scheef gegroeid, extra kartelingen (of een dubbele rij kartels) hebben of een woekering van glazuur laten zien. Dit soort afwijkingen heeft vaak te maken met genetische fouten tijdens de groei van de tanden. Ook een verdubbeling van de tandspits is al gezien (foto 4). Hier gaat het om een soort Siamese tweeling; twee direct naast elkaar staande tanden zijn om de een of andere reden gefuseerd.

Foto 4. ‘Tweespits’ van een makohaai, Carcharias sp.; een fusie van twee naast elkaar staande tanden (collectie/foto’s: Math van Es)

Dit soort ‘zieke tanden’ maakt dat we de lang uitgestorven haaien nu een smoel kunnen geven, om het zo maar eens uit te drukken. De kans dat we ooit meer van hun kraakbenen skelet zullen vinden, staat gelijk aan het winnen van de lotto, dus moeten we het met losse tanden doen. Het maakt de beesten nog interessanter dan ze al waren, en geeft een ‘snapshot’ van het leven in een ondiepe en warme zee die wemelde van het leven.

Leesvoer

Bor, T., 2013. Terminologie en determinatie van haaien- en roggentanden. Afzettingen (Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie), 34(4), 116-137. [downloaden via: www.natuurtijdschriften.nl]

Brignon, A., 2015. Faujas de Saint-Fond, Reinwardt, Cuvier et les poissons fossiles du Crétacé de la «Montagne Saint-Pierre» de Maastricht (Pays-Bas). Geodiversitas, 37(1), 59-77.
[downloaden via: www.sciencepress.mnhn.fr/en/periodiques/geodiversitas/37/1]

Herman, J., 1977. Les sélaciens des terrains néocrétacées & paléocènes de Belgique & des contrées limitrophes. Eléments d’une biostratigraphie intercontinentale. Mémoires pour servir à l’explication des cartes géologiques et minières de la Belgique, 15 (1975), 5-401.

Jagt, J.W.M., Deckers, M., Van Es, M., Severijns, J. & Smits, S., 2018. Opmerkelijke Luiks-Limburgse Krijtfossielen. Deel 34. Misvormde haaientanden. Natuurhistorisch Maandblad, 107(12), 251-254.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.