Daar waar de meeste resten van mosasauriërs gevonden worden in het hoogste deel van de Formatie van Gulpen (Lanaye Member) en de daaropvolgende Formatie van Maastricht, zijn ze uitermate dun gezaaid in diepere kalksteenlagen. De vondst van een gedeeltelijk skelet in de Lixhe 3 Member kwam dus in september 2012 als een complete verrassing. Het was in feite de spreekwoordelijke kers op de taart voor het jubilerende Natuurhistorisch Museum Maastricht (Schulp & Jagt, 2013). Om heel eerlijk te zijn, de ééndaagse excursie in het kader van de ‘Maastrichtien Workshop’ in het Natuurhistorisch Museum Maastricht en Centre Céramique (Jagt & Jagt-Yazykova, 2012), had ons tot op circa 50 meter van het skelet in de wand gevoerd, op de zaterdag voorafgaand aan de maandag. Die dag, vroeg in de ochtend en onder een flets septemberzonnetje, haalde machinist Carlo Brauer de bak van zijn grote graafmachine naar boven. Op het moment dat hij naar de klaarstaande groevetruck draaide ziet hij het glazuur van de tanden in de kaak glinsteren in het zonlicht! Hij laadt voorzichtig de inhoud van de bak, stapt uit zijn cabine en gaat kijken ...

Op dat moment zijn mijn vrouw Elena en ik, samen met haar tante Tania, onderweg naar de luchthaven van Düsseldorf en krijg ik telefonisch het verzoek om polshoogte komen nemen naar Carlos vondst. Dat lukte die dag niet, maar de dag erna uiteraard wel!

Het fragment van de kaak, met daarin een aantal tanden, was inmiddels al in veiligheid gebracht. De directe omgeving van de plek van de vondst werd daarna in kaart gebracht en een ‘plan de campagne’ gemaakt. We zouden een aantal weken in het veld, onder een tentdoek tegen weer en wind, en met aggregaten aan de weer zijn – dat was het plan. Af en toe was het behoorlijk modderig en werden werkomstandigheden verre van ideaal ... Maar ja, die botten moesten geborgen worden. Uiteraard trok deze vondst weer de nodig aandacht; schrijvende pers, radio en tv klopten aan en namen interviews af met de vinder en het opgravingsteam. Dat gebeurde zowel in de kantoorruimtes van het ENCI-hoofdkantoor aan de Lage Kanaaldijk als in de groeve. Het koosnaampje ‘Carlo’ spreekt voor zich ...

Ter plekke werd samenhangend materiaal ingegipst ter bescherming van het broze en vaak natte botmateriaal; de wat grotere stukken werden meteen geborgen en afgevoerd. Dat gaf ook weer meer ‘lucht’ en bewegingsvrijheid voor de volgende fase van de opgraving. Gedurende dit proces, waarbij stafmedewerkers van het museum, vrijwilligers, leden van de Nederlandse Geologische Vereniging, afdeling Limburg, en een paar studenten uit Amsterdam betrokken waren, werd ook geassocieerde fauna verzameld (Jagt, 2023). Toen we zo goed als zeker waren (wanneer ben je dat uiteindelijk?) dat er geen botmateriaal meer lag, zette Carlo de bak van zijn graafmachine nog eens in om laagje voor laagje af te pellen.

Na een paar weken in een tijdelijk depot op het ENCI-terrein gestaan te hebben, gingen alle kalksteenblokken-met-botten naar het museum voor opslag en verdere preparatie. In eerste instantie werd er een hele expositie rond gebouwd – CSI Mosasaurus. Onder grote belangstelling van museumbezoekers werd er hier geprepareerd en geconserveerd. Al gauw bleek (en dat was te ruiken ook!) er veel fijnverdeelde pyriet (zwavelijzer) in de kalksteen en in de botten opgesloten zat. Geen goed nieuws! Pyriet heeft de eigenaardige eigenschap, bij blootstelling aan de lucht, uit elkaar te vallen, met gips als ‘bijproduct’. Een lichtgrijs-witte zweem was te zien op al geprepareerde, maar nog niet verstevigde botten. Hier moeten we voor de toekomst dus serieus rekening mee houden.

Inmiddels zijn zo goed als alle gevonden skeletonderdelen van ‘Carlo’ gescand in het Maastrichtse academische ziekenhuis. Met name het voorste deel van de kaken trok daarbij de aandacht, omdat er rare dingen te zien waren. ‘Carlo’ heeft een beet van een andere mosasauriër te verduren gehad; er is littekenweefsel te zien, en een aantal tanden in de snuitpunt (premaxilla) ontbreekt (Bastiaans et al., 2014, 2020).

Nu de preparatie zo goed als afgerond is, moet er nagedacht worden over het 3D printen van alle herkende grotere botten (schedel, ruggenwervels etc.), op basis van de CT-scans, zodat we nog iets in handen hebben van ‘Carlo’, mocht het pyrietverval in de nabije toekomst leiden tot onherstelbare schade. De tussenstand is dat ‘Carlo’ verwant is aan ‘Bèr’ (Prognathodon saturator), en ook tot dat geslacht gerekend kan worden, maar een andere soort voorstelt. Diverse kenmerken, onder andere van de tanden, verschillen van die van ‘Bèr’ (Dortangs et al., 2002). De wetenschappelijke bewerking van deze vondst is nu in gang gezet en resulteert hopelijk in 2024 in een formele publicatie, tijdens het jubileumjaar van het Maastrichtien (175 jaar ‘jong’). Kortom: gevonden in een jubileumjaar, en beschreven en gedoopt in een ander jubileumjaar.