‘BÈR’

Het type-exemplaar (holotype) van Prognathodon saturator. Ontdekt in augustus 1998 door amateur-paleontoloog Rudi Dortangs, duurde het uithakken, vervoeren en uitprepareren van dit deelskelet, inclusief schedel, ruim twee jaar. Als grote verrassing bleek ‘Bèr’ (koosnaampje) een nog onbeschreven soort mosasauriër te zijn, waarvoor later een speciaal glazen huis, het mosaleum, op de binnenplaats van het museum gebouwd werd.

Dortangs, R.W., Schulp, A.S., Mulder, E.W.A., Jagt, J.W.M., Peeters, H.H.G. & de Graaf, D.T., 2002. A large new mosasaur from the Upper Cretaceous of The Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences, 81 (1): 1-8.

CT SCAN

CT scan van Asteriornis maastrichtensis, het type exemplaar van de oudste ‘moderne’ vogel tot nog toe en vroege voorouder van onze kip- en gansachtige vogels. Deze vondst is van groot belang omdat ze aantoont dat moderne vogels al voorkwamen met vogels-met-tanden-in-de-bek in het Laat-Krijt, tussen 70 en 66 miljoen jaar geleden.

Field, D.J., Benito, J., Chen, A., Jagt, J.W.M. & Ksepka, D.T., 2020. Late Cretaceous neornithine from Europe illuminates the origins of crown birds. Nature, 579 (7799): 397-401. https://doi.org/10.1038/s41586-020-2096-0

CARLO BRAUER, DE KRAANMACHINIST DIE MOSASAURIËR ‘CARLO’ IN SEPTEMBER 2012 VOND

Als prachtig cadeautje voor het eeuwfeest van het museum. Deze mosasauriër lijkt een verre neef van ‘Bèr’ te zijn en bleek heel wat te duchten gehad van een andere Maashagedis die zijn tanden in de snuit van ‘Carlo’ zette. Die beet leidde tot flinke wonden en ontstekingen.

Bastiaans, D., Kroll, J.J.F., Cornelissen, D., Jagt, J.W.M. & Schulp, A.S., 2020. Cranial palaeopathologies in a Late Cretaceous mosasaur from the Netherlands. Cretaceous Research, 112: 104425, 14 pp. https://doi.org/10.1016/j.cretres.2020.104425

MAASTRICHTIDELPHYS MEURISMETI

Maastrichtidelphys meurismeti, het eerste en tot nog toe enige fossiel van een zoogdier uit de Krijtlagen van de Sint-Petersberg, een soort buidelrat, of opossum. Een heel belangrijke vondst omdat met dit fossiel is aangetoond dat er een tijdelijke verbinding geweest moet zijn tussen noordelijk Amerika en noordelijk Europa. Vernoemd naar de beide vinders, Roland Meuris en Frans Smet.

Martin, J.E., Case, J.A., Jagt, J.W.M., Schulp, A.S. & Mulder, E.W.A., 2005. A New European Marsupial Indicates a Late Cretaceous High-Latitude Transatlantic Dispersal Route. Journal of Mammalian Evolution, 12: 495-511. https://doi.org/10.1007/s10914-005-7330-x

ALLOPLEURON HOFMANNI

Allopleuron hofmanni, het zogenaamde Atheneumexemplaar dat in de ondergrondse gangenstelsels bij Neercanne is gevonden, behoort tot de best bewaarde exemplaren van deze soort, inclusief de schedel.

DEZE GEDEELTELIJKE SCHEDEL VAN EEN MOSASAURIËR WORDT ‘CURFSKE’ GENOEMD

Het is het jongst bekende exemplaar van de soort Mosasaurus hoffmanni. Het werd gevonden op minder dan een meter van de Krijt/Paleogeengrens in de oude groeve Curfs, bij Geulhem, door Jacques Severijns. Die grens valt samen met de inslag van de meteoriet in Yucatán (Mexico), die heel veel dieren en planten deed uitsterven, inclusief mosasauriërs.

‘KRIS’ IS TOT NOG TOE DE ENIGE MOSASAURIËR DIE NAAR EEN VROUW IS VERNOEMD, KRISTINE MARIËN.

Zij vond onderdelen van het skelet van een kleinere soort, Plioplatecarpus marshi, die zich vooral tegoed deed aan vissen en inktvissen in de ondiepe, subtropische zee die Noord-West Europa overspoelde in het Laat-Krijt.

KLEIN SCHELPJE BEHOREND TOT DE SOORT PSEUDOLIMEA DENTICULATA

Dit kleine schelpje (NHMM 2000 128; grootste breedte 9 mm) behoort tot de soort Pseudolimea denticulata; het is een vondst van Yvonne Coole. Opmerkelijk is dat de rechter- en linkerklep in de zogenaamde ‘vlinderpositie’ bewaard zijn gebleven. Na de dood van het dier rotte het bindweefsel (ligament) rond de slotrand weg en gingen de klepjes ‘gapen’. Nog later zouden ze uit elkaar gevallen en gescheiden geraakt zijn – dat is hier gelukkig niet gebeurd.

Jagt, J.W.M., 2017. Opmerkelijke Luiks-Limburgse Krijtfossielen. Deel 30. Tweekleppigen als doubletten en in ‘vlinderpositie’. Natuurhistorisch Maandblad, 106 (10): 179-183.

SPOREN OF ICHNOFOSSIELEN

Sporen- of ichnofossielen getuigen van de activiteiten van dieren en planten tijdens hun leven. Ze leveren heel veel informatie op die, tesamen met resten van de ‘producenten’ zelf, een goed beeld schetsen van fossiele fauna’s en flora’s. Op de lage flank van de zee-egel Hemipneustes striatoradiatus (NHMM 2009 010; leg. S. Hendriks) is hier een rechthoekig spoor met afgeronde basis en top te zien; het spoor doorboort de schaal. Hoewel we geen idee hebben welk dier hiervoor verantwoordelijk was (?borstelworm), is de vorm dusdanig karakteristiek dat we het spoor een naam mochten geven: Petroxestes alterna. Inmiddels is er nog een tweede vondst gedaan; ook in een zee-egelschaal (Echinocorys), maar dit keer uit het Paleoceen van Denemarken.

Jagt, J.W.M., Neumann, C. & Donovan, S.K., 2009. Petroxestes altera, a new bioerosional trace fossil from the upper Maastrichtian (Cretaceous) of northeast Belgium. Bulletin de l’Institut royal des Sciences naturelles de Belgique, Sciences de la Terre, 79: 137-145, pl. 1.

PACHYDISCUS NEUBERGICUS.

Het gids- of index fossiel voor het Maastrichtien is de ammoniet Pachydiscus neubergicus. Tot 2001 was deze soort niet bekend van de Sint-Pietersberg, totdat Roland Meuris dit exemplaar vond in de diepste put van de voormalige ENCI-groeve. Een supervondst, dus!

Jagt, J.W.M. & Felder, W.M., 2003. The stratigraphic range of the index ammonite Pachydiscus neubergicus (von Hauer, 1858) in the type area of the Maastrichtian Stage. In: Jagt, J.W.M., Schulp, A.S. &De Graaf, D.Th. (eds). The 150th anniversary of the Maastrichtian Stage - a celebratory conference. Netherlands Journal of Geosciences, 82(3): 261-268.

MOSDIERTJES OF BRYOZOA

Mosdiertjes of Bryozoa zijn in het Boven-Krijt van zuidelijk Limburg talrijk en vertegenwoordigen een grote soortenrijkdom. De meeste soorten zijn echter klein tot middelgroot, maar er zijn ook reuzen bekend. Dit exemplaar van de soort Pennipora anomalopora is een ware ‘joekel’; het werd in de voormalige ENCI-groeve gevonden door Fred Michon en leden van een Haagse geologische vereniging. De kolonie moet heel erg vruchtbaar geweest zijn; op basis van groeilijnen is een leeftijd van circa 35 jaar geopperd door Taylor & Voigt (1999).

Taylor, P.D. & Voigt, E., 1999. An unusually large cyclostome bryozoan (Pennipora anomalopora) from the Upper Cretaceous of Maastricht. Bulletin de l’Institut royal des Sciences naturelles de Belgique, Sciences de la Terre, 69: 165-171.

AMMONIETEN

Ammonieten representeren een uitgestorven groep inktvissen die in een spiraalgewonden schelp leefden. Er waren ook soorten die ‘uit de spiraal’ traden, en kurkentrekker-, paperclip- of hockeystick-vormig werden – die staan te boek als heteromorf. Dit exemplaar (Nostoceras sp.) is het enige in zijn soort – gevonden in de voormalige groeve Blom vertegenwoordigt het een mogelijk nog onbeschreven soort die mogeljk Noord-Amerikaanse verwanten had.

Jagt, J.W.M. & Jagt-Yazykova, E.A., 2019. Late Cretaceous and Cenozoic cephalopods from the southern North Sea Basin: stocktaking and future directions. Vita Malacologica, 18: 1-33.

GERED UIT DE PLANTENBAK OP HET BALKON

Gered uit de plantenbak op het balkon – dat is wat er met dit mini-slangsterretje gebeurde. Klevend op een klep van de oester ‘Acutostrea’ uncinella viel het Oliver Kesselhut juist op tijd op; hij doneerde het later aan het NHMM. Jonge, en dan ook nog zo goed als complete, slangsterren zijn heel zeldzaam. Toch zal het nog een hele klus worden dit exemplaar op naam te brengen en te vergelijken met al bekende soorten. Op basis van de foto, gemaakt met behulp van een scanning electronenmicroscoop aan de KU Leuven, is een aantal details te herkennen, maar (nog) niet genoeg.

Jagt, J.W.M., 2000a. Late Cretaceous-Early Palaeogene echinoderms and the K/T boundary in the southeast Netherlands and northeast Belgium – Part 3: Ophiuroids. With a chapter on Early Maastrichtian ophiuroids from Rügen (eastern Germany) and Møn (Denmark) by Manfred Kutscher & John W.M. Jagt. Scripta Geologica, 121: 1-179.

HEMIPNEUSTES STRIATORADIATUS

Nog een fraai voorbeeld van een ichnofossiel, en opnieuw in en op de zee-egel Hemipneustes striatoradiatus (NHMM 1998 013). Aan twee kanten zijn rond de top van de zee-egelschaal twee sets haarscherpe indrukken te zien – die kunnen alleen maar gemaakt zijn door de tanden (in de boven- en onderkaak) van een predator of aaseter. Er is gesuggereerd dat de mogelijke dader een kleine haaiensoort uit de families Scyliorhinidae of Squalidae geweest zou kunnen zijn, maar het is evenmin uit te sluiten dat dit spoor de beet van een beenvis voorstelt.

Donovan, S.K. & Jagt, J.W.M., 2020b. Ichnology of Late Cretaceous echinoids from the Maastrichtian type area (The Netherlands, Belgium) – 4. Shark versus echinoid: failed predation on the holasteroid Hemipneustes. Bulletin of the Mizunami Fossil Museum, 47: 49-57. http://zoobank.org/urn:lsid:zoobank.org:pub:E074999F-E0BB-4D9A-A250-453CBAD84687 [gratis te downloaden]

HEMIPNEUSTES STRIATORADIATUS

Omdat we van de zee-egel Hemipneustes striatoradiatus duizenden exemplaren ter beschikking hebben, zowel in museumcollecties als in privéverzamelingen, hebben we ook misvormde (pathologische) exemplaren ter hand. Vaak ging het bij deze zee-egel al mis op heel jonge leeftijd (genetisch bepaald), maar soms kon ook een parasiet of de beet van een predator leiden tot groeistoringen. Opmerkelijk is wel dat deze exemplaren de ‘normale grootte’ van de soort bereikten; blijkbaar was de misvorming niet van dien aard dat ze er meteen aan dood gingen.

Jagt, J.W.M., Van Bakel, B.W.M., Deckers, M.J.M., Donovan, S.K., Fraaije, R.H.B., Jagt-Yazykova, E.A., Laffineur, J., Nieuwenhuis, E. & Thijs, B., 2018. Late Cretaceous echinoderm ‘odds and ends’ from the Low Countries. Contemporary Trends in Geosciences, 7(3): 255-282. https://doi.org/10.2478/ctg-2018-0018 [gratis te downloaden]

HEMIPNEUSTES STRIATORADIATUS

Omdat we van de zee-egel Hemipneustes striatoradiatus duizenden exemplaren ter beschikking hebben, zowel in museumcollecties als in privéverzamelingen, hebben we ook misvormde (pathologische) exemplaren ter hand. Vaak ging het bij deze zee-egel al mis op heel jonge leeftijd (genetisch bepaald), maar soms kon ook een parasiet of de beet van een predator leiden tot groeistoringen. Opmerkelijk is wel dat deze exemplaren de ‘normale grootte’ van de soort bereikten; blijkbaar was de misvorming niet van dien aard dat ze er meteen aan dood gingen.

Jagt, J.W.M., Van Bakel, B.W.M., Deckers, M.J.M., Donovan, S.K., Fraaije, R.H.B., Jagt-Yazykova, E.A., Laffineur, J., Nieuwenhuis, E. & Thijs, B., 2018. Late Cretaceous echinoderm ‘odds and ends’ from the Low Countries. Contemporary Trends in Geosciences, 7(3): 255-282. https://doi.org/10.2478/ctg-2018-0018 [gratis te downloaden]

MENUITES TERMINUS

Met uitzondering van een paar soorten stierven alle ammonieten uit aan het eind van het Maastrichtien, 66 miljoen jaar geleden, als resultaat van de inslag van een meteoor en de verstoring van de voedselketen in zee. Belangrijk in het Laat-Krijt was de familie Pachydiscidae (letterlijk vertaald: dikke schijven), en de laatste vertegenwoordiger hiervan was Menuites terminus – de soortnaam zegt alles! Oorspronkelijk beschreven uit diepzeekalken in de Baai van Biskaje is deze soort ook in de voormalige groeves ENCI en Blom (het hier afgebeelde stuk, verzameld door Martin Blom), gevonden.

Machalski, M. & Jagt, J.W.M., 1998. Latest Maastrichtian pachydiscid ammonites from The Netherlands and Poland. Acta Geologica Polonica, 48: 121-133. [gratis te downloaden]

MOSSEL BEHOREND TOT GESLACHT LECOMPTEUS

Onder de tweekleppigen (Bivalvia) zijn oesters het meest algemeen en goedbewaard gebleven vanwege hun calcietschalen. Mosselen komen ook voor, zij het een stuk zeldzamer, maar toch ... Nu lopen de meeste verzamelaars niet warm voor mosselen – ze verdienen echter beter! Dit exemplaar behoort tot het geslacht Lecompteus en heeft een prachtige versiering van V-vormige lijnen die naar de zijkanten van de schaal uitwaaieren. Ook zijn de groeifases goed te zien – de groei voltrok zich blijkbaar met horten en stoten.

Jagt, J.W.M., Van Rijsselt, E. & Van Rijsselt, W., 2014. Opmerkelijke Luiks-Limburgse Krijtfossielen. Deel 21. Stokoude mosselen. Natuurhistorisch Maandblad, 103: 190-193.

HYOTISSA SEMIPLANA

Oesterlarves kunnen alleen overleven als er zich een geschikte harde ondergrond (substraat) aandient waarop ze zich kunnen vasthechten. Dat kan van alles zijn: schelpen van soortgenoten, maar ook andere dieren en planten op de zeebodem. Deze oester (Hyotissa semiplana) kwam als larve terecht op een cilindervormig substraat waarop al een aantal zeepokken aanwezig was. Omdat de oester rap groeide hadden de zeepokken geen schijn van kans en werden – levend en wel – door de oester ingekapseld, of gebioimmureerd. De zeepokken zitten ‘met huid en haar’ ingesloten in de oesterschelp. De soort is Priscoverruca prisca die door onze eigen Joseph de Bosquet in 1854 voor het eerst werd beschreven en afgebeeld.

Jagt, J.W.M. & Collins, J.S.H., 1989. Upper Cretaceous cirripedes from N.E. Belgium. Proceedings of the Geologists' Association, 100(2): 183-192.

ORNITHISCHIA HADROSAURIDAE

Ook tijdens het Laat-Krijt leefden dino’s op het land. Dat ze dan toch in zeeafzettingen worden gevonden kan alleen maar betekenen dat hun resten door rivieren naar zee werden vervoerd. Om die reden vinden we slechts losse elementen, zoals beenderen en tanden. Aan de hand van de tanden kan meteen worden bepaald of we te maken met vleeseters (Theropoda) of planteneters (in dit geval Ornithischia, Hadrosauridae). Uit de familie Hadrosauridae kennen we ten minste twee soorten, op basis van losse tanden. De afgebeelde tand werd verzameld door Eric Croimans.

Jagt, J.W.M., Mulder, E.W.A., Schulp, A.S., Dortangs, R.W. & Fraaije, R.H.B., 2003. Dinosaurs from the Maastrichtian-type area (southeastern Netherlands, northeastern Belgium). Comptes Rendus Palevol, 2: 67-76. https://doi.org/10.1016/S1631-0683(03)00004-6

SLANGSTER BEHOREND TOT DE SOORT FELDEROPHIURA VANDERHAMI

Versteend vluchtgedrag – dat is wat we hier zien. Deze slangster, een vondst van Marcel Kuypers (NHMM K 3024), behoort tot de vrij algemene soort Felderophiura vanderhami, waarvan de lichaamsschijf en een paar armen zichtbaar zijn. Opvallend is dat de schijf onder een hoek staat ten opzichte van de gelaagdheid van de kalksteen en dat één van de armen bezig was om het dier uit zijn benarde positie te bevrijden. Het moet tijdens een storm door een flinke hoeveelheid kalkmodder bedekt zijn. De poging zich hieruit te bevrijden mislukte ...

Jagt, J.W.M., Donovan, S.K., Fraaije, R., Mulder, E.W.A., Nieuwenhuis, E., Stroucken, J., Van Bakel, B. & Van Knippenberg, P., 2015. Remarkable preservation of selected latest Cretaceous macrofossils from the Maastrichtian type area (The Netherlands, Belgium). In: Sullivan, R.M. & S.G. Lucas (eds). Fossil Record 4. New Mexico Museum of Natural History and Science Bulletin, 68: 75-78. [gratis te downloaden]

EUFISTULANA SP.

Tweekleppigen kent iedereen: oesters, mosselen, mantelschelpen, kokkels, zaagjes en nonnetjes, bijvoorbeeld. Die twee klepjes zitten bij sommige groepen opgesloten in een kalkbuis die rechtop in de zeebodem staat. Hierdoor houdt het dier contact met het zeewater voor het vergaren van voedseldeeltjes en het wegvoeren van ‘afvalwater’. In dit voorbeeld (Eufistulana sp.) is de opvulling, of steenkern, van de kalkbuis precies op de goede plek opengebroken, zodat de klepjes nu pas zichtbaar zijn. We moeten nog nader onderzoek doen hoe onze fossielen zich verhouden tot vergelijkbare soorten uit het Boven-Krijt van de Verenigde Staten.

Jagt, J.W.M., Cremers, G.C.H., Kesselhut, O. & Van Knippenberg, P.H.M., 2020. Opmerkelijke Luiks-Limburgse Krijtfossielen. Deel 38. Kalkbuizen van tweekleppigen met een vreemde inhoud. Natuurhistorisch Maandblad, 109 (4): 79-83.

CARDIASTER GRANULOSUS

Zee-egels die in de zeebodem ingegraven leefden hadden, zonder uitzondering, dunne schalen. Zo ook de hier afgebeelde soort Cardiaster granulosus. Die dunschaligheid houdt eveneens in dat heel jonge exemplaren zo goed als onbekend zijn omdat hun schalen snel kapot gedrukt werden, zeker als de dieren binnenin al afgestorven waren en de schalen hol. Op dit laagvlak zijn meerdere leeftijdsgroepen, variërend in grootste breedte tussen 6 en 14 mm, van deze zee-egel te zien – een heel speciaal fossiel (NHMM 2018 010a, b) dat nog nadere uitleg vergt. Het is een vondst van Robert Pieters.

Jagt, J.W.M., Van Bakel, B.W.M., Deckers, M.J.M., Donovan, S.K., Fraaije, R.H.B., Jagt-Yazykova, E.A., Laffineur, J., Nieuwenhuis, E. & Thijs, B., 2018. Late Cretaceous echinoderm ‘odds and ends’ from the Low Countries. Contemporary Trends in Geosciences, 7(3): 255-282. [gratis te downloaden]

AFDRUK IN EEN ROLVUURSTEENTJE, OF MAASEI

Fossiele zee-egels die een stuk ouder (zeker meer dan 15 miljoen jaar) zijn dan de soorten uit het Krijt van Maastricht en omgeving komen voor in grindafzettingen van de Maas. Hier de afgebeelde afdruk in een rolvuursteentje, of Maasei, gevonden door Henk Jacobs in de buurt van Tienray door Barry van Bakel. Die foto toont prachtige details en laat zien dat het egeltje tot het geslacht Bathysalenia hoorde, maar mogelijk een nog onbeschreven soort voorstelt (NHMM 2018 026).

Jagt, J.W.M., Van Bakel, B.W.M., Deckers, M.J.M., Donovan, S.K., Fraaije, R.H.B., Jagt-Yazykova, E.A., Laffineur, J., Nieuwenhuis, E. & Thijs, B., 2018. Late Cretaceous echinoderm ‘odds and ends’ from the Low Countries. Contemporary Trends in Geosciences, 7(3): 255-282. [gratis te downloaden]

AFDRUK IN EEN ROLVUURSTEENTJE, OF MAASEI

Fossiele zee-egels die een stuk ouder (zeker meer dan 15 miljoen jaar) zijn dan de soorten uit het Krijt van Maastricht en omgeving komen voor in grindafzettingen van de Maas. Van de hier afgebeelde afdruk in een rolvuursteentje, of Maasei, gevonden door Henk Jacobs in de buurt van Tienray, is ook een siliconenrubberafgietsel gemaakt, en daarvan weer een foto, beide door Barry van Bakel. Die foto toont prachtige details en laat zien dat het egeltje tot het geslacht Bathysalenia hoorde, maar mogelijk een nog onbeschreven soort voorstelt (NHMM 2018 026).

Jagt, J.W.M., Van Bakel, B.W.M., Deckers, M.J.M., Donovan, S.K., Fraaije, R.H.B., Jagt-Yazykova, E.A., Laffineur, J., Nieuwenhuis, E. & Thijs, B., 2018. Late Cretaceous echinoderm ‘odds and ends’ from the Low Countries. Contemporary Trends in Geosciences, 7(3): 255-282. [gratis te downloaden]

CHOMATASTER BREIZH

Op de zeebodem kwamen redelijk veel zeesterren voor. Na hun dood vielen die heel vlot in duizenden kleine kalkplaatjes uit elkaar, maar deze vondst, door Willy van Rijsselt, van Chomataster breizh werd dit lot bespaard. Het hele kalkskelet zit in een vuursteenklomp, waaruit een paar armen steken.

Jagt, J.W.M., Jagt-Yazykova, E.A., Van Bakel, B.W.M. & Fraaije, R.H.B., 2021. Notes on some Late Cretaceous goniasterid stafish (Echinodermata, Asteroidea) from Belgium and Germany. In: Garassino, A. & Vega, F.J. (eds). Homenaje para Gérard Breton [Tribute to Gérard Breton]. Boletín de la Sociedad Geológica Mexicana, 73 (3): A030321, 18 pp. http://dx.doi.org/10.18268/BSGM2021v73n3a030321 [gratis te downloaden]

CHOMATASTER BREIZH

Op de zeebodem kwamen redelijk veel zeesterren voor. Na hun dood vielen die heel vlot in duizenden kleine kalkplaatjes uit elkaar, maar deze vondst, door Willy van Rijsselt, van Chomataster breizh werd dit lot bespaard. De CT scan laat het hele dier zien.

Jagt, J.W.M., Jagt-Yazykova, E.A., Van Bakel, B.W.M. & Fraaije, R.H.B., 2021. Notes on some Late Cretaceous goniasterid stafish (Echinodermata, Asteroidea) from Belgium and Germany. In: Garassino, A. & Vega, F.J. (eds). Homenaje para Gérard Breton [Tribute to Gérard Breton]. Boletín de la Sociedad Geológica Mexicana, 73 (3): A030321, 18 pp. http://dx.doi.org/10.18268/BSGM2021v73n3a030321 [gratis te downloaden]